Raymond verspilde geen tijd. Hij sprintte over het erf, zakte door zijn knieën bij de holte en begon met beide handen de sneeuw weg te borstelen. De korst was opeengepakt en hard, maar niet diep. Toen vonden zijn vingers het. Een stukje natte vacht.
Een klein, gekruld lichaam. Bevend. Het leefde nog. Hij wikkelde het in zijn sjaal, wiegde het tegen zijn borst en droeg het naar de schuur. Het varken keek naar hem, met halfdichte ogen die elke beweging van hem volgden. Hij legde de bundel naast haar neer.