Maar hij stopte niet. Hij startte de motor en reed de weg op. De ruitenwissers konden het nauwelijks bijhouden. Sneeuw sloeg als vuisten tegen het glas en het smalle landweggetje verdween om de paar seconden onder een werveling van wit.
Raymond leunde voorover in zijn stoel, loenste, zijn knokkels wit op het stuur. Zijn rug bonkte bij elke hobbel in de weg. Wat hij ook had gedaan toen hij viel, het was niet gering. Maar er was nu geen tijd om daarover na te denken.