Rowan bewapende zichzelf met een zaklamp en stevige handschoenen. Hij wachtte tot ver na middernacht, om er zeker van te zijn dat niemand hem volgde. De haven lag stil onder een maanloze hemel. Schaduwen klampten zich vast aan elk oppervlak terwijl hij het pakhuis naderde, elke stap bracht hem dichter bij de antwoorden die hij zowel wilde als vreesde.
De voordeur stond open en er liepen verse voetafdrukken rond. Iemand was na hem teruggekomen, duidelijk op zoek. Rowan’s pols versnelde, maar hij zette door. Wat er ook binnen wachtte, hij moest het onder ogen zien. Als hij nu zou terugkeren, zou de waarheid voor iemand anders verborgen blijven.