Hij draaide aan het medaillon. Een zware klik weerklonk door de kamer. De kist ontsloot. Voordat Rowan het deksel kon optillen, zei een stem achter hem: “Wacht.” Hij draaide zich geschrokken om. Alden stond in de deuropening, zijn gezicht bleek en getekend, zijn ogen overschaduwd door iets.
Alden stapte verder de kamer in, zwaar ademend. “Je verspilt echt geen tijd,” zei hij, terwijl hij hongerig naar de open kist keek. “Ik herkende dat medaillon meteen toen je het me liet zien.” Zijn blik werd scherper. “Ga weg van de kluis, Rowan. Je begrijpt niet wat je aanraakt.”