Joshua sliep toen een schreeuw door de stilte scheurde, scherp en paniekerig. Zijn ogen vlogen open. Lucky rukte naast hem recht, zijn oren gespitst. Joshua knipperde in het donker, adrenaline overspoelde hem snel. Dat had niet geklonken als een dronkaard die schreeuwde of een stel dat ruzie maakte. Dat had geklonken als gevaar.
Hij stond snel op, pakte zijn tas en hurkte laag. “Stil,” fluisterde hij tegen Lucky, terwijl hij een vinger omhoog stak. Lucky verstilde, alert en gespannen. Een andere stem weerklonk vaag, gedempt, mannelijk, agressief. Joshua loensde naar het steegje aan de overkant. Het was donker. Te donker. Maar er gebeurde daar iets.