Hij stak voorzichtig over, elke stap stil tegen de vochtige stoep. Lucky kroop naast hem, stil en scherp. Joshua sloop naar een vuilcontainer bij de ingang van het steegje en keek rond. Een zwak peertje flikkerde alsof het niet kon beslissen of het wilde blijven leven.
In het steegje stond een vrouw met haar rug tegen de muur. Haar handtas lag dicht tegen haar borst geklemd. Een man doemde boven haar op, zijn vettige jas hing open, zijn ene hand was uitgestrekt, de andere hield een mes vast. “Kom op,” gromde de man. “Doe niet zo stom.”