Joshua bevroor, zijn hart klopte. Hij had niets. Geen wapen. Geen plan. Maar Lucky gromde laag naast hem – te laag voor de overvaller om te horen. Joshua keek op hem neer. Lucky’s lichaam was gespannen, klaar. Joshua haalde adem, knikte een keer. “Ga,” fluisterde hij.
Lucky schoot als een kogel naar voren. De overvaller zag het niet aankomen. De hond klampte zich vast aan zijn arm, zijn tanden zakten in de stof en de huid eronder. De man huilde en liet het mes vallen. Het kletterde op de grond en draaide rond in een cirkel van licht.