Hij stopte pas toen ze twee straten verderop waren. Met een zware ademhaling en een brandende borst liet hij zich bij een lantaarnpaal zakken. De straat pulseerde om hem heen, auto’s raasden voorbij, mensen bewogen zich snel en doelgericht. Hij stak zijn kopje uit, hield zijn hoofd laag. Een minuut ging voorbij. Niets. Vijf minuten. Nog steeds niets.
Joshua keek naar beneden. Lucky kwispelde met zijn staart, gaf hem die opengesperde, stomgelukkige hondenblik. Geen oordeel. Geen schaamte. Alleen loyaliteit. Joshua stak zijn hand uit en krabde achter zijn oren. “Je denkt tenminste dat ik er toe doe,” mompelde hij. Het kwam er droog uit. Vermoeid.