Voordat hij kon reageren, draafde er een zwerfhond op zijn vacht af, zijn ribben waren zichtbaar en hij had een wilde glinstering in zijn ogen. Hij begon de soep van de grond te likken, zijn tong werkte snel alsof hij in dagen niet gegeten had. De mensen in de rij negeerden hem. Joshua niet. Dat was het enige voedsel dat hij had.
De frustratie kwam naar boven. Hij richtte zich tot de man achter hem, met een stem die kraakte van de kou en woede. “Kon je niet op je beurt wachten?” De man, breedgeschouderd en met gemene ogen, nam het niet goed op. Zonder een woord te zeggen greep hij Joshua bij de kraag en trok hem naar voren alsof hij niets woog.