Woede steeg op, heet en nutteloos. Hij kon met deuren slaan, stations bellen en een onmiddellijke oorlog ontketenen. Of hij kon nadenken. Het huis was zijn technische zandbak, met redundante systemen, onopvallende sensoren, netwerkverlichting en geofenced sloten. Het reageerde op zijn telefoon, stem en schema. Ergens binnenin reageerde het nog steeds op hem en op niemand anders.
Hij opende zijn laptop. De oprit kende zijn MAC-adres; het mesh-netwerk herkende een stille vriend. Hij authenticeerde zich via een achterdeur die hij nooit had gedocumenteerd omdat, eerlijk gezegd, hoe kon hij weten dat hij dat nodig zou hebben? Statuslampjes liepen over zijn scherm.