De menigte bleef om Joe heen hangen, een stille getuige van zijn benarde situatie. Ondanks het toenemende aantal toeschouwers bleef de collectieve inspanning om te helpen opvallend afwezig. De stedelijke kakofonie – het onophoudelijke gerinkel van telefoons, het geblèr van autoalarmen en het geroezemoes van gesprekken in de verte – smolten samen tot een chaotische symfonie die Joe’s zwakke, wanhopige roep om hulp leek te overstemmen.
Zijn pols was zwak en onregelmatig en zijn gezicht werd steeds bleker naarmate de tijd verstreek. Het onophoudelijke lawaai van de stad, gecombineerd met de onverschilligheid van de menigte, creëerde een barrière die Joe isoleerde van de hulp die hij zo wanhopig nodig had.