Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

Ze stond rustig op, de vloerplanken koel onder haar blote voeten, en stak de smalle hal over. De lucht rook vaag naar regen, aarde en iets anders dat ze niet kon benoemen. Dierlijke muskus, vaag maar onmiskenbaar. Toen ze het raam van de woonkamer bereikte, stokte haar adem. Het welpje was terug.

Het zat aan de rand van de veranda, omringd door het zachte, kleurloze licht van de maan. Zijn kop hield een beetje schuin alsof hij luisterde. Het kleine lichaam zag er nu nog dunner uit, met ribben die bij elke ademhaling omhoog kwamen. Een lang moment staarde Catherine alleen maar. Haar geest zweefde tussen ongeloof en angst.