Catherine Morrison werd voor zonsopgang wakker, zoals ze vaak deed, niet omdat ze dat wilde, maar omdat slaap een bezoeker was geworden op wie ze niet kon rekenen. De nachten waren nu lang. Te stil, te bedachtzaam.
Ze lag daar een tijdje, luisterend naar het zachte gezoem van de plafondventilator en het af en toe kraken van de houten muren. Het was niet de stilte die ze kende, de stilte voor een storm of de pauze voor de schreeuw van een dier.