Ze stapten in een taxi die Calder met griezelige precisie had aangeroepen. Hij gaf de chauffeur een adres voordat Evan kon spreken. Tijdens de rit bestudeerde Evan de sleutel in zijn handpalm – oud, sierlijk, zwaar. Niets ervan kwam overeen met Calders haastige uitleg. De onrust in hem groeide en fluisterde: Wat als dit voor mij verborgen was?
De taxi zette hen af in de buurt van een industriegebied. Calder liep met een vastberaden vertrouwdheid, zonder een zweem van aarzeling, alsof de straten van hem waren. Evan volgde, zijn hoofd op hol. Als Calder de sleutel zelf had verstopt, wanneer en hoe had hij dat dan gedaan?