De envelop lag ongeopend op de keukentafel, het keurige zegel daagde Clara uit om het te verbreken. Haar handen zweefden er trillend boven, terwijl haar hart bonkte als een trommel in haar oren. Ze had de dood in ziekenhuisafdelingen onder ogen gezien, laatste vaarwel gefluisterd in wegkwijnende harten, maar niets zoals dit.
Boven klonk Emily’s vage lach, een melodie van onschuld en vertrouwen. Achttien jaar van geschaafde knieën, verhaaltjes voor het slapen gaan en gefluisterde gebeden leefden in dat geluid. Achttien jaar had Clara gevochten om haar te beschermen. En nu, met één handomdraai, kon het allemaal verdwijnen.
Ze drukte haar handpalmen plat tegen de tafel, sloot haar ogen en vocht tegen de opkomende angst. Ze had zichzelf beloofd dat ze sterk zou zijn als het zover was, maar de waarheid was ondraaglijk. Als ze die envelop zou openen, zou ze misschien het enige verliezen dat haar ooit heel had gemaakt.