Hij dacht dat hij alleen was op het ijs, tot er een gigantische ijsbeer verscheen

Hij was nog maar net klaar of twee stropers grepen hem vast. De ene griste de radio uit zijn hand en gooide hem weg. De andere greep het doodsbange welpje vast en dempte zijn geschreeuw. Nolan schopte en draaide, maar hun greep was ijzersterk. Zijn geest tolde van angst.

Ze sleepten hem terug naar het hol, een haveloze structuur omringd door verspreide voorraden. Schaduwen dansten onder het flakkerende vuurlicht, maar er was geen spoor van de moederbeer te bekennen. Nolan’s polsslag versnelde, de angst voor de gewonde of gevangen moeder gierde door hem heen.