Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Hij stopte aan de rand van het boorgat en gluurde naar binnen, zijn neusgaten opengesperd. Caleb, nog steeds plat op de sneeuw, trok zich uiteindelijk op aan zijn ellebogen en probeerde langzaam adem te halen. Zijn tas was aan flarden. De vis was weg.

En de walrus, massief en onvoorspelbaar, blokkeerde nu zijn enige weg terug. De walrus draaide zich weg van het boorgat en begon langzaam, zwaar en weloverwogen naar het westen te kruipen. Zijn lichaam wiegde bij elke beweging, zijn flippers sloegen tegen het ijs.