De claxon schalde opnieuw, luider deze keer. Drie korte, dringende knallen die de lucht zelf leken te doen schudden. Stof dwarrelde over het perron toen de trilling sterker werd. De pendelaars deinsden instinctief achteruit, hun tassen in hun handen geklemd, hun ogen wijd opengesperd. De radio van de stationschef kraakte. “Northline zeven-nul-twee, remmen ingeschakeld! Herhaal, remmen ingeschakeld!”
“Blijf remmen!” schreeuwde de stationschef in de ontvanger. “We hebben een dier op het spoor, geef het signaal niet door!” Het geluid dat volgde was oorverdovend, de kreet van metaal dat tegen metaal schuurde, het gebrul van verplaatste lucht, de diepe, meedogenloze donder van iets dat te zwaar was om snel te stoppen.