Vincent fronste, handen gebald. “Ik wist niet hoe ik het moest doen, Jules. Ik was bang.” Maar het excuus stortte in op het moment dat het zijn lippen verliet. Jules stond op. “Wij waren ook bang,” snauwde hij. “En ze bleef. Ze vocht elke verdomde dag voor ons. Je verdient haar naam niet op je tong.”
“Ze draaide nachtdiensten, maakte overdag huizen schoon en ging toch naar elk toneelstuk op school,” zei Jules met een strakke stem. “Ze sloeg maaltijden over zodat wij konden eten. Ze heeft een keer haar trouwring verkocht om de huur te betalen. Je liet haar achter met chaos en ze maakte er een gezin van. Alleen.” Ging Jules verder.