Vincent zat bevroren in de wachtkamer van het ziekenhuis, lang nadat Jules was weggelopen. De tl-lampen boven hem zoemden vaag, maar al het andere voelde ver weg. Zijn adem stokte, niet van vrede, maar van berusting. De steek van de afwijzing was niet wat het meeste pijn deed – het was de waarheid die ermee gepaard ging.
Voor het eerst zag hij zijn lafheid voor wat het was. Geen jeugdige verwarring. Geen angst. Gewoon egoïsme. Hij was niet weggegaan omdat hij niet kon blijven, maar omdat het makkelijker was. Makkelijker om te verdwijnen dan om iemand te worden die het waard was om te blijven.