De gedachte dat de hond tegen de omheining zou spartelen als de regen op hem losgelaten zou worden, maakte haar ongemakkelijk en versterkte de knoop van angst in haar borst. Ze kon het niet zomaar laten gebeuren. Maar wat kon ze doen in deze situatie?
Maya liet zich in de leunstoel zakken, de wind kraakte harder tegen de ramen. Haar handen rustten gebald op haar knieën. Ze staarde naar de hond, die nog steeds spartelde en blafte, en voelde haar binnenste kronkelen. De tijd glipte weg. De storm wachtte niet en zij ook niet.