Haar laarzen knarsten terwijl ze over het vochtige gras liep, haar hart ging tekeer, de wind was nu koud tegen haar oren. Pas toen ze de deur achter zich dicht had getrokken, stopte ze eindelijk. Ze haastte zich naar het raam, haar hart bonkte van hoop, maar wat ze zag deed haar schouders zakken.
Het tuigje zat los van de paal van het hek. Maar de poot van de hond zat nog steeds vast – onhandig gebogen door de latten van het hek. Hij kronkelde, worstelde, probeerde van alles. Niets hielp. Maya keek naar de verwoeste pluche, opengescheurd en verspreid als veren. De lucht werd donkerder. En ze voelde haar vastberadenheid breken.