Zijn stem kraakte toen hij naar de boot schreeuwde. “Aaron! Geef me een mes!” Aaron ging meteen rechtop staan, zijn gezicht vertrok van schrik. “Wat? Waarom? Wat is er gebeurd?” Marcus zwom hard naar de ladder en greep de sporten vast terwijl Aaron over hem heen leunde en zijn gezichtsuitdrukking onderzocht. “Er is een haai,” zei Marcus met ingehouden adem.
“Een grote witte. Hij zit in de knoop – touw om zijn staart, een harpoen zit vast bij zijn vin.” Aaron bevroor. “Een harpoen? Hier?” Hij keek instinctief naar de lege horizon. “Dat is… Marcus, je weet wat dat betekent. Iemand jaagt erop.” Marcus hees zichzelf half op de ladder, het water stroomde van zijn schouders, de urgentie in zijn ogen was duidelijk.