Later die dag zat ze naast hem in het donker, haar hand rustte op zijn rug. “Waar ben je zo bang voor?” fluisterde ze. De hond bewoog niet. Zijn ogen bleven gefixeerd op Lily’s borst, waar het zwakke stijgen en dalen van haar ademhaling overeenkwam met zijn eigen ritme.
Die nacht raasde er een storm over de stad, het soort dat ramen deed rammelen en hoogspanningskabels opslokte. De lichten flikkerden een keer, twee keer en gingen toen uit. In het plotselinge donker schalde het alarm over de afdeling. Lily snakte naar adem, haar lichaam spande zich aan en haar monitoren werden zwart.