Ze zouden niets doen. Niet snel genoeg. En als Elias nu wegliep, zou degene op dat schip weer verdwijnen, opgeslokt door de zee. Hij draaide zich om en glipte de steegjes in, in de schaduw terwijl de politie de pieren afzette.
Zijn boot lag toch niet vast in de haven, maar verderop, verborgen op de rotsen waar hij hem vaak aanmeerde. Die afstand, meestal een last, was nu zijn kans. Elias’ kaak verstrakte. Als niemand anders wilde helpen, dan hij wel. De storm wakkerde aan, het risico was enorm, maar het beeld van die wanhopige golf brandde in zijn hoofd. Hij zou het niet onbeantwoord laten.