Hij legde de touwspoel op de bank en bukte om de brandstof in de buitenboordmotor te controleren. Op dat moment voelde hij de eerste regendruppels, koel tegen zijn nek. Binnen een paar minuten werd de motregen heviger, kletterde op het hout van de boot en maakte de rotsen glad onder zijn laarzen. Elias keek naar de lucht en vloekte onder zijn adem.
Het weer sloeg snel om en daarmee was de klim die hij zich had voorgesteld niet langer een eenvoudig risico, maar ronduit gevaarlijk. Maar de gedachte aan de figuur die vanaf het dek zwaaide, verankerde hem. Hij kon zich nu niet laten tegenhouden door de regen. Degene die daarbuiten was, zou misschien geen dag langer overleven als niemand iets deed.