Na twee lange jaren overzee stapte sergeant Michael Torres eindelijk uit de bus in zijn straat. De herfstlucht voelde scherper, ijler, bijna buitenlands. Hij had opluchting verwacht, de warmte van een reünie. In plaats daarvan verkrampte zijn borst met een angst die hij niet kon benoemen, alsof het thuis zelf was verschoven tijdens zijn afwezigheid.
Hij had nauwelijks tijd om zijn plunjezak neer te zetten voordat zijn dochter Emily over de stoep scheurde en zich in zijn armen wierp. Hij tilde haar hoog op, haar lach klonk als muziek. Toen drukte ze haar lippen tegen zijn oor en fluisterde woorden die hem deden verstijven: “Papa, je moet mama’s geheim weten…”
Michaels armen verstijfden rond haar kleine gestalte. Zijn hart bonsde van de echo van een gevecht, hoewel hier geen geweerschoten klonken. Hij kuste haar haar, forceerde een glimlach voor de toekijkende buren, maar van binnen krulde onrust als rook. Hij was nog maar twee jaar weg en nu al klopte er thuis iets niet..