Het café was bescheiden en rustig, verscholen tussen een bloemist en een boekhandel. Ze bestelden een kleine lunch: soep voor Gwen, een broodje voor Elizabeth. Het gesprek begon stroef. Ze wisselden beleefdheden uit: werk, het weer, supermarktprijzen. Gwen roerde langzaam in haar soep, onzeker over de richting van de maaltijd.
Na een pauze keek Elizabeth op. “Het hotel dat ik geboekt heb heeft bedwantsen,” zei ze, bijna schaapachtig. “Blijkbaar is er dit weekend een tekort aan kamers. Ik heb rondgebeld, maar alles is volgeboekt of onvindbaar. Ik vraag het niet graag, maar… is het goed als ik een paar dagen in het huis blijf?”