Gwen zag Elizabeth bij de voorste kerkbanken, haar hoofd licht gebogen terwijl ze met de voorganger sprak. Ze zag er kalm uit – ongewoon kalm. Toen hun blikken elkaar ontmoetten, zette Gwen zich schrap voor een kille blik, maar die kwam niet. In plaats daarvan liep Elizabeth langzaam naar haar toe en opende haar armen. “Het spijt me echt, Gwen. Echt waar.”
Even dacht Gwen dat ze droomde. Ze stond stil, geschrokken van de zachtheid in Elizabeths stem. Geen spanning in haar schouders, geen scherpe toon. Alleen… warmte. Gwen knikte aarzelend, haar instinct wist niet zeker of ze zich in het moment moest storten of zich ertegen moest beschermen. “Dank je,” zei ze zachtjes.