“Jullie bevinden je op privéterrein,” zei hij terwijl hij voorzichtig van het pad stapte. De langere man knipperde met zijn ogen. “Dit is toch niet van jullie?” “Dat is het wel. Dit hele stuk. Jullie beschadigen de wijnranken.” “We doen niets,” zei de vrouw, terwijl ze haar legging poetste.
“Jullie zijn op verboden terrein,” antwoordde Robert, zijn stem nu harder. “Rustig, man,” zei de andere man. “Het is maar een wijngaard.” Ze liepen lachend weg. Robert stond alleen tussen de wijnranken, de stilte drukkend als een doffe pijn.