Hij zat aan de keukentafel, zijn ogen gericht op de mok koude thee die hij niet had aangeraakt. De muren waren nog steeds geverfd in het zachte groen dat Marianne had uitgekozen. Haar zonnehoed hing nog bij de achterdeur. Haar laarzen stonden in de hoek, stoffig maar onaangeroerd. Hij deed haar tekort.
Al die jaren had hij de wijngaard aan haar overgelaten, het afgedaan als haar hobby. Ze had het bestudeerd, verzorgd, er iets moois van gemaakt. En nu? Hij zag het afbrokkelen onder zijn eigen incompetentie en de achteloze voeten van toeristen die het niets kon schelen waar ze op stapten, zolang het er maar goed uitzag op foto’s.