Carl stapte op het slanke passagiersschip, eindelijk uitademend na een vermoeiende zakenreis. Hij had een smak geld uitgegeven aan een eersteklas ticket en wilde genieten van de open zee, de pluche leren stoelen en een paar uur rust. Geen vergaderingen. Geen e-mails. Alleen het gezoem van de motor en het ritmische deinen van het water.
Hij ging bij het raam zitten, stopte de tas voorzichtig onder zijn benen en zakte weg in de zachte kussens. De oceaan strekte zich eindeloos uit, precies het soort rust waar hij naar verlangde. Maar net toen hij zijn ogen sloot, kwam er een scherpe trap tegen de achterkant van zijn stoel.
Carl draaide zich om en zag een jongen van een jaar of zes, zeven, zijn sportschoenen los en een ondeugende grijns op zijn gezicht. Hij schopte hem nog een keer, deze keer harder. De moeder van de jongen zat naast hem, helemaal verdiept in haar telefoon, zich er niet van bewust of, erger nog, ongeïnteresseerd.