Carl kon het niet geloven. Hij had dagenlang op hoog niveau vergaderd en nu, in plaats van een ontspannen reisje, werd hij voortdurend in zijn stoel verwend. De onverschilligheid van de moeder stak nog meer dan het schoppen.
Na nog een paar keer schudden bereikte Carl een breekpunt. Hij draaide zich om en sprak de jongen streng toe: “Luister, ik moet rusten. Kun je alsjeblieft ophouden? De jongen staarde wezenloos voor zich uit. Zijn moeder keek uiteindelijk geërgerd op. “Praat niet tegen mijn zoon,” snauwde ze.