“Goed,” zei Kayla. “Echt goed.” En toen, terwijl ze haar stem gelijk probeerde te houden, voegde ze eraan toe: “Er is me wel iets kleins opgevallen. Een van de voorraadkasten boven is verplaatst. Ik wist niet zeker of je het gereorganiseerd had.” Het was een vriendelijke vraag. Een normale. Kayla verwachtte dat Sabrina het zou weglachen of zou uitleggen dat ze die ochtend gehaast was geweest.
In plaats daarvan pauzeerde Sabrina een halve seconde, nauwelijks genoeg om het op te merken, en glimlachte toen een strakke, beleefde glimlach. “Oh, de voorraadkast?” zei ze luchtig. “Ik heb waarschijnlijk iets gepakt en vergeten het goed terug te zetten. Ik heb ’s ochtends altijd haast.” Ze wuifde vaag met een hand. “Maak je geen zorgen.” Het antwoord had logisch moeten zijn.