De spade sloeg op metaal met een dof, hol gekletter. Andrew bevroor, het zweet druppelde in zijn ogen ondanks de kille avondlucht. Hij knielde lager en schraapte het vuil weg tot er een hoek van iets hards tevoorschijn kwam. De zware en vochtige grond van de tuin gaf met tegenzin op wat tientallen jaren diep begraven had gelegen.
Met elke beweging van de schop werd de omtrek duidelijker – een ijzeren kist, het hout gezwollen door de ouderdom. Andrews pols versnelde toen hij aan de verroeste handgrepen trok. Het gewicht verraste hem. Wat er ook in zat, het was onaangeroerd gebleven, misschien wel onaangeroerd sinds de oorlogsjaren die zijn oom had meegemaakt.
Hij sleepte de kist hijgend het gras op, zijn vingers trilden bij de sluiting. Even aarzelde hij. Zijn gedachten riepen alle gefluisterde familieruchten op: moord, gestolen rijkdom, duistere geheimen waar zijn oom nooit over sprak. Wat als deze kist de ergste vermoedens over de oude man bevestigde?