De heuvel in zijn achtertuin werd groter – toen besloot hij hem op te graven..

Hij maakte het gat wijder en ondanks de koele lentelucht verzamelde het zweet zich op zijn rug. Hoe dieper hij groef, hoe onnatuurlijker de grond eruitzag, alsof hij ontelbare keren was verstoord en opnieuw bewerkt. Zijn hartslag versnelde bij elke neerwaartse beweging van de schop.

Net toen hij zich voorover boog voor nog een slag, schokte de schop heftig in zijn greep. Het blad had iets stevigs geraakt. Het was iets dat niet meegaf of afbrokkelde. Door de klap klonk een metaalachtig geluid door de lucht.