Terug bij de kade sprong hij eruit nog voor de boot tegen de meerpaal was gebotst. Hij rende de heuvel op naar zijn huisje, met zijn laarzen op de grond, zijn armen langs zijn zij uitgestrekt alsof ze in brand stonden.
In de badkamer schrobde hij met zeep en stomend water tot zijn armen rauw waren. De roodzwarte vlek vloeide in de gootsteen, maar verdween niet helemaal. Zelfs na de derde schrobbeurt bleven er vage schaduwen van de vloeistof aan zijn huid kleven. Alsof het in hem was getrokken.