Iedereen verstijft van afschuw als een beer met een jongetje het ziekenhuis binnenloopt

Anika ontmoette de man bij de receptie, met het klembord nog in de hand. “Bent u Evan’s vader?” vroeg ze. “Ja, Daniel Rowe,” antwoordde hij snel, terwijl zijn ogen naar de IC-vleugel keken. “Gescheiden, maar volledige voogdij twee jaar geleden toegekend.” Zijn stem klonk zacht, zelfverzekerd, maar iets in zijn toon en woorden voelde afgemeten, niet gevoeld.

Hij zag er legitiem uit: midden veertig, nette jas, getrimde baard, documenten in orde. “Evan was buiten aan het spelen met vrienden toen hij verdween,” legde hij soepel uit. De receptioniste riep rechercheur Martinez, maar Rowe’s ogen bleven naar de deuren van de IC kijken. “Hij is daar binnen, toch? Mijn jongen?” Zijn hand trilde.