Die nacht liep hij door de verduisterde dierentuin, Daisy aan zijn zijde. De welpen drukten zich tegen de tralies van hun verblijf, rusteloos, tanden knipperend in het schemerige licht. Daisy jankte en wilde bij hen komen zitten. Zachary fluisterde: “Vanavond niet, Daisy.” De woorden voelden hol aan, als beloftes die hij niet kon nakomen.
De dierentuin werd vreemd stil na de scheiding. Daisy lag in haar kennel, oren plat, eten negerend. De welpen liepen rusteloos rond in hun versterkte hok. Hun gebrul weerklonk over het terrein als een stem gegeven door verdriet. Zachary voelde hoe elk geluid in hem sneed, scherper dan welke berisping dan ook.