Eerst leek het een deel van de glijbaan zelf; bruin, doorweekt en half bedekt met modder. Toen bewoog hij. De hond krabbelde aan de ingestorte grond, graafde verwoed en jankte tussen twee ademhalingen door. Elke poot vol modder viel er gewoon weer in, maar hij bleef doorgaan, meedogenloos, alsof er iets kostbaars onder begraven lag.
Owen fronste zijn wenkbrauwen. Hij haalde zijn voet van de rem en hield het busje stationair in neutraal. Het was niet ongewoon om zwervers in deze streek te zien, maar deze leek wanhopig. Hij leunde over de stoel en draaide zijn raampje open. De regen stroomde naar binnen, koud en scherp.