Ze ging meteen rechtop zitten. “Gewond? Aan het vechten?” “Nee. Erger. Ze verplaatsen dingen. Grote dingen. En ze laten niemand in de buurt van de westkant van de behuizing. Schiet alsjeblieft op.” Dat was alles wat ze wilde horen.
Tien minuten later scheurde ze door de lege straten voor zonsopgang, haar haren niet geborsteld, haar uniform half dichtgeknoopt, haar hartslag bonzend in haar oren. Tegen de tijd dat ze de personeelsingang bereikte, was haar maag zo gespannen dat het pijn deed.