Ze begon hardop te praten, meer om zichzelf te gronden dan om gehoord te worden. “Oké… dit is krankzinnig. Ik volg twee beren in een bos. Dat is normaal. Helemaal prima.” Haar stem voelde ijl tegen de stilte. De grotere beer pauzeerde even en keek haar aan met iets dat bijna op herkenning leek.
De tijd werd moeilijk bij te houden. Ze wist niet zeker hoe lang ze al liepen. De zon was nog steeds op, haar stralen sneden door de bomen in lange gouden strepen. Maar hoe dieper ze liepen, hoe dichter het bos werd en het licht begon te vervagen. Op een gegeven moment remde Evelyn af, haar benen deden pijn en haar longen brandden.