Twee beren dreven haar het bos in – wat ze aantrof was verwoestend

De kleinere beer bleef staan, met gespitste oren. Dit is het, dacht Evelyn. Ze hebben me hierheen gebracht om te sterven. Ze bewoog niet. Kon zich niet bewegen. Haar borstkas spande zich aan, haar pols hamerde tegen haar ribben. Toen draaide de grote beer zijn kop scherp naar links, zijn neus laag, de lucht snuivend. De spanning in zijn houding veranderde. Geconcentreerd. Vastbesloten.

Evelyn volgde zijn blik. Ze stapte naar voren, voorzichtig de grond aftastend. Eerst zag ze niets, alleen dikke struiken en knoestige wortels. Maar toen, gevangen in een tak net voor haar, was een gescheurd stuk stof. Verbleekt blauw, als spijkerstof. Net daarachter, een schoen met modder en vreemd geplaatst, alsof weggegooid of verloren in een haast.