Twee beren dreven haar het bos in – wat ze aantrof was verwoestend

Zelfs het gezang van de vogels, dat eerder nog zachtjes weerklonk, was verdwenen. Evelyn voelde het als een druk op haar borst: er was iets nabij. Plotseling stopten de beren weer. Deze keer stapten ze uit elkaar en maakten de weg vrij. Het gebaar was opzettelijk. Evelyn vertraagde, scande de bosgrond, onzeker over wat ze zou moeten zien – tot de vorm zich openbaarde. Een open plek.

In het midden stonden de overblijfselen van een kamp. Een ingestorte tent, rafelige touwen, zwartgeblakerd brandhout. Het vuur was al lang koud, maar er was geen twijfel mogelijk over wat deze plek was. Iemand had hier gewoond. Alleen. Evelyn stapte dichterbij, haar laarzen knerpten over bladeren en verspreid puin. Een verroeste pot. Een gescheurde rugzak aan de zijkant.