Twee beren dreven haar het bos in – wat ze aantrof was verwoestend

Een verrekijker die nog aan de riem van een boomtak hing. De camping zag er verlaten uit, maar niet vergeten. Het zag er achtergelaten uit. Evelyn stapte voorzichtig door de overblijfselen van het kamp, de beren hingen terug bij de boomgrens als stille bewakers. De grond onder haar voeten was oneffen, bedekt met dennennaalden en omgewoeld vuil.

Alles zag er verstoord uit, alsof wie hier ook was geweest haastig was vertrokken, of erger nog, niet uit vrije wil. Ze hurkte naast de ingestorte tent en veegde een vochtige flap canvas opzij. Binnenin lagen de verspreide resten van iemands leven: een dode en verroeste zaklamp, een haveloos dagboek dat half doorweekt was van de regen en een opgevouwen flanellen overhemd dat voorzichtig over een opgerolde slaapzak was gelegd.