Ze bladerde naar voren, haar adem stokte. Er waren schetsen. Bladzijden vol. Beren die onder bomen loungen, welpen die elkaar achterna zitten, een groot mannetje dat een beek oversteekt. De tekeningen waren gedetailleerd-voorzichtig, liefdevol zelfs. Dit was niet zomaar een hobbyist. Deze persoon had ze goed bestudeerd. Naast ze geleefd. En toen veranderde de toon.
Een latere aantekening luidde: “Zag het weer. Witte vacht, onmiskenbaar. Geen albino, iets anders. Kleiner dan de anderen. Het liet me vandaag dichterbij komen. Ik bewoog niet. Ik ademde nauwelijks.” Evelyn pauzeerde. Witte vacht? Ze sloeg de bladzijde om. “Het is echt. Ik beeld het me niet in. De moeder heeft het verborgen gehouden. Maar ze liet het me zien. Ik denk… dat ze weet dat ik hier niet ben om hen pijn te doen.