Er was hier iets gebeurd. Iets belangrijks. En de beren wilden dat ze het zag. Evelyn ging op een omgevallen boomstam naast de tent zitten, het dagboek opengeslagen op haar schoot. De pagina’s die voor haar lagen leken donkerder – niet alleen qua inhoud, maar ook qua toon. Het eens zo ordelijke handschrift was rommeliger geworden, lijnen schots en scheef, woorden eruit gekrabbeld en herschreven.
De kalme fascinatie van de schrijver was veranderd in iets waanzinnigers. “De moeder is slim. Ze houdt het jong de meeste dagen verborgen. Maar ik heb hun territorium nu in kaart gebracht. Het is slechts een kwestie van tijd.” De volgende pagina was gevuld met schetsen – ruwer, haastig gemaakt. Eén liet een witharig welpje zien, opgekruld naast een veel grotere beer.