Zijn vingers klauwden door sneeuw en smeltwater. De kou beet in hem, verdoofde het vlees en nam kracht weg. Hij bereikte de autodeur en sloeg met bevroren handen op de klink. De deur kraakte open. Met een laatste ruk, gevoed door wanhoop, sleepte hij zichzelf over de drempel. Eindelijk binnen.
Alan zakte in elkaar over de stoelen, hijgde en kreunde terwijl de pijn weer oplaaide. Zijn zicht werd wazig. De adem van de kat was nu zwakker, een klein pufje tegen de deken. Hij greep naar de telefoon, zijn handen trilden oncontroleerbaar. Hij drukte het alarmnummer in. “Route 6… neer… gewond… kat…” Zijn stem was nauwelijks een fluistering.