Alles draaide. De storm buiten vervaagde tot grijs. Hij leunde met zijn hoofd tegen het stuur en dwong zijn ogen open te blijven. “Nog niet,” mompelde hij. “Nog niet…” Zijn lichaam smeekte om bewusteloosheid, maar zijn wil klampte zich vast aan de rand en weigerde los te laten. Ze hadden hem wakker nodig. Nog even.
Toen – lichten. Rood knipperend. Een loeiende sirene die door de nacht scheurde. De autodeur vloog open. Het gezicht van een verpleger verscheen, een vlaag van beweging en koude lucht. Alan kon zijn hoofd niet optillen. Kon nauwelijks ademen. Maar hij bewoog een trillende hand naar de deken. “Red ze,” mompelde hij. “Alsjeblieft… red ze…”