Hij liet haar achter bij een benzinestation als grap – Toen verdween ze spoorloos..

Hij nodigde geen mensen meer uit. De weinigen die langskwamen zeiden dat het huis rook naar vochtig hout en verdriet. Hij trok de deurbel uit het stopcontact na een nacht toen hij één keer rinkelde, scherp, om 3 uur ’s nachts. Dat hoefde ook niet. Hij wist dat het of zijn hersenen waren of een paar grappenmakers – hij kon het ze niet kwalijk nemen. Niet zo lang geleden had hij ook zulke grappen uitgehaald.

Tegen de herfst was de wereld verder gegaan. Nieuwsfeeds werden gevuld met nieuwe tragedies en nieuwe schandalen. Zijn gezicht verdween uit de krantenkoppen. De stilte had als vrede moeten voelen, maar dat deed het niet. Vergetelheid was stiller dan haat en oneindig veel kouder. Hij had niemand en zijn leven had geen betekenis.